
Column
Wie langs de Slikkerdijk fietst of wandelt, ziet het meteen: daar, midden in het talud van de eeuwenoude dijk, doemen ineens trafohuisjes op. Strak, vierkant, donker. Alsof het uit de lucht is gevallen.
Volgens de gemeente Schagen is er niets aan de hand. De weg heet “Slikkerdijk”, ligt in hun beheer, en dus mogen ze daar bepalen waar de huisjes van Liander komen te staan. Simpel, toch?
Maar zo simpel voelt het voor veel mensen niet.
Want vroeger liep de gemeentegrens gewoon over het midden van de dijk. Huizen aan de voet van de dijk horen bij Hollands Kroon, het water komt van HHNK, en nu komt ineens Schagen om de hoek kijken met trafohuisjes die pal in het zicht staan — aan een kant waarvan bewoners altijd dachten: “Dat is ónze kant.”
Het lijkt misschien een technisch verhaal over gemeentegrenzen en beheer, maar het draait vooral om iets anders: respect voor het landschap, en voor de mensen die er wonen.
De trafohuisjes verstoren het uitzicht. Ze steken uit boven het gras, breken de dijklijn. Niets wat suggereert dat er nagedacht is over hoe dit past in een open, landelijk gebied. En dan is het wrang om te horen dat ze juist zijn geplaatst op “de plek met de minste overlast.”
Minste overlast voor wie?
Wat blijft hangen, is het gevoel dat hier stiekem een beetje land is “ingepikt” — niet letterlijk misschien, maar wel in beleving. En dat zonder dat omwonenden écht zijn betrokken. Je kunt het een misverstand noemen, of bestuurlijke logica. Maar het voelt toch alsof de grens is verschoven en niemand het heeft gemerkt.
En dat is precies waarom dit kritisch bekeken mag worden.
Niet om te klagen om een huisje. Maar om te voorkomen dat we straks overal in het landschap dit soort keuzes zien, zonder dat iemand nog vraagt: kan het ook anders, beter, mooier?

Ontdek meer van Pauwenstad
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.